Boswachterij Dorst

In dit voorbeeldbos kunt u zien hoe om te gaan met Amerikaanse eik.

  • Eigenaar:        Staatsbosbeheer
  • Beheerder:      Staatsbosbeheer
  • Ligging:           Gemeente Oosterhout (Noord-Brabant)
  • Grootte:           30 ha
  • Bodem:           Veldpodzolgrond

Op bezoek bij dit voorbeeldbos?

Het bos is vrij toegankelijk voor bezoekers.

Boswachterij Dorst

Boswachterij Dorst is een aangeplant bos op voormalige heidecomplex. Hoofddoel van het bosbeheer is omvorming naar gemengd meerjarig bos. Hierin is omgaan met de dominantie van Amerikaanse eik een groot onderdeel.

Het bos van de demosite bestaat uit aanplanten uit de jaren twintig en dertig van de vorige eeuw en aanplanten uit de periode 1950-1960 en 1973-1980. Hoofdboomsoorten waren hier opstandsgewijs grove en Corsicaanse den, Amerikaanse eik, douglas, beuk en Japanse lariks. Hier is spontaan berk een belangrijke rol in gaan spelen, terwijl ook Amerikaanse eik zich concurrentiekrachtig ontwikkelt in verjonging en door uitloop van stobbes. Ongeveer 7% van de oppervlakte is bezet met meer-eisende naaldboomsoorten (Japanse lariks en douglas) en ongeveer 17,5% met Amerikaanse eik.

Het beheerplan van 2013 noemt Amerikaanse eik als soort die economische ontwikkeling van het bosbeheer in de weg zit. Daarom is vlaktegewijze bestrijding van deze soort als beheerdoel ingezet.

Maatregelen

  • Natuurkern / OAD-plekken aanwijzen: op basis van recente luchtfoto’s, inventarisatiegegevens, kaarten en veldbezoeken beoordelen welke delen aangemerkt kunnen worden als netwerk van plekken met oude, aftakelende en dode bomen (36A, 52A, 53A, 53E).
  • Veteraanbomen aanwijzen: deze bomen tellen niet meer mee bij beoordelen van stamkwaliteit of doeldiameters, deze bomen zijn verder uitgesloten van oogst. Minimaal circa 6 bomen per ha (36A, 36B, 36C, 52B).
  • QD bomen of T-bomen aanwijzen en Qd- of T-bomen bevoordelen: bomen die relatief goede stamvormen en beperkte tot geen takkigheid kennen in de onderste zes meter van de stam. Maximaal 100 stuks per ha, waar op termijn de helft nog van af kan vallen (36B, 52B, 52E, 52F, 52G, 52H).
    • Qd-bomen zijn vanaf stakenfase ruim vrijgesteld om maximale kronen te ontwikkelen voor maximale diameteraanwas, voor levering van veel volume per stam in relatief korte omlopen (60-80 jaar) (n.v.t.).
    • T-bomen zijn tot late stakefase vooral dicht gehouden voor lange, rechte, takvrije / -arme stamontwikkeling en een vitale, levende kroon vanaf ongeveer halverwege de verwachte eindhoogte. Voor levering van langhout en sortimenten van redelijke tot goede kwaliteit op middellange (ca 80-100 jaar) termijn.
  • K-bomen of Kwaliteitsbomen aanwijzen: uitzonderlijk goed gevormde individuen, vanaf jonge leeftijd takvrij gehouden in de onderste (minimaal) zes meter stam, van boomsoorten waar vraag is naar deze kwaliteit in hoge diameters. Alleen voor zover aanwezig aanwijzen, onder jonge bomen (dbh 15-20 cm) vooral selecteren voor individueel opsnoeien en andere kwaliteitsgerichte verzorgingsmaatregelen. Voor levering van hoogwaardig hout van uitmuntende kwaliteit bij relatief lange (vanaf 100 jaar) omlopen (52A, 53A).
  • Dunningspaden aanleggen: in principe met hart-op-hart afstanden van 24 m, in geval van bos met zeer hoge kwaliteit zware bomen is een hart-op-hart afstand van 40 m mogelijk – mede doordat extra opbrengsten van het hout de extra kosten bij exploitatie kunnen dekken (36B, 52A, 52B, 52C, 52G, 53B).
  • Dunning / hoogdunning: dunning richt zich op het verbeteren van de aanwas van de achterblijvende bomen, waarbij gelet wordt op zowel vorm, als boomsoort, als dat de boom een gunstige concurrentiepositie heeft die hij kan uitbouwen in de komende periode. Voor dunningen zijn als hulpmiddel na te streven grondvlakken per boomsoort gedefinieerd (52A, 52E).
  • Menging stimuleren: per perceel streven naar minimaal 3 boomsoorten met vitale individuen in de heersende laag, aandeel per boomsoort minimaal 10% (36B, 52B, 52D, 52E, 52F, 52H, 53A, 53E).
  • Groepenkap: kap van boomgroepen die met elkaar 1000 – 5000 m2 oppervlakte bedekken (36C).
  • Doeldiameters oogsten: grove den, Corsicaanse den en slecht gevormde overige boomsoorten: 45 cm dbh; overige 60 cm dbh. Uitzondering: individuele, uitzonderlijk goed gevormde, takvrije eiken, douglassen, esdoorns, of andere bijzondere boomsoorten in afstemming met oogstmanager (36B, 36C, 52B, 53B, 53E).
  • Nieuwe boomsoorten (zaadbronnen) inbrengen: boomsoorten die van nature voorkomen op vergelijkbare groeiplaatsen, voor Chaam betreft het vooral zomereik, tamme kastanje, grove den, beuk, Noorse of gewone esdoorn (relatief nutriëntrijkere groeiplaatsen), en ook douglas, Corsicaanse den of Europese lariks (vochtiger, maar niet natte groeiplaatsen) (36A, 52D, 52E, 52F, 52H, 53A, 53E).
  • Onderplanten: een tweede boomlaag bevorderen die profiteert van de beschutting van de bestaande (lichte) boomlaag en zowel stamreiniging van de oude boomlaag bevordert als op termijn de heersende laag kan gaan vormen. Afhankelijk van de bestaande heersende boomlaag kiezen voor halfschaduw (douglas, wintereik, zoete kers e.d.) of schaduwtelerante boomsoorten (Noorse esdoorn, beuk, haagbeuk, zilverden e.d.) (36A).